![]() Voor de ingang stond een levensgroot Mariabeeld op een sokkel. De Moeder Gods hield de handen voor de borst gevouwen en vertrapte met de voet een slang, symbool van het boze dat de wereld bedreigde. Door de strategische positie van het beeld leek het alsof de H. Maagd de wacht hield voor het gebouw. |
![]() Berg keek door het raam naar de neogotische gevel van de school. Het gebouw was zo immens groot dat je erin verloren liep. |
![]() Ze kwamen terecht in een met tl-lampen verlichte gang, ongeveer drie meter breed, met witgeverfde muren. Op de vloer lagen okerkleurige plaveien; tegen het plafond liep een wirwar van buizen en leidingen. |
![]() De keukenmanager haalde een sleutelbos te voorschijn en opende een deur aan zijn linkerkant. De ruimte waarin ze terechtkwamen, was lang en rechthoekig. Tegen de zijmuur waren vijf koelkamers geïnstalleerd. |
![]() Berg bleef in de deuropening staan. De koelkamer was ongeveer twee meter op drie. Tegen de muren waren rekken opgesteld met kartonnen dozen en plastic bakken vol fruit. |
![]() De gang was stoffiger en minder goed verlicht dan de hoofdgang, zodat Berg moest opletten waar hij zijn voeten neerzette. Links en rechts stonden antieke, gietijzeren radiatoren tegen de muur, een verzameling van wel dertig stuks. |
![]() Tenslotte kwamen Berg en Meulenaer terecht in een langwerpig vertrek waarvan de muren bekleed waren met metalen rekken vol buizen, kranen, schroefmoeren, leidingbeugels, sifons en wc-potten. |
![]() ‘Ego flos campi,’ mompelde Berg voor zich uit. ‘Ik ben een bloem van het veld, een lelietje der dalen…’ |
![]() Ze gingen de hoek om en belandden in een grote, heldere hal. Tegen de muur stond een witstenen beeld dat Maria voorstelde als een jong meisje van het platteland met de haren in een vlecht en een schaap aan de voeten. |
![]() Berg kuierde nieuwsgierig de cirkelvormige begraafplaats op. In het midden stond een metershoog metalen kruis, zilverkleurig geverfd en geflankeerd door de figuren van Maria en Johannes. |
![]() Berg staarde naar de eenvormige kruisen. Het beeld ontroerde hem. Hier lagen generaties zusters begraven die hun leven hadden gewijd aan opvoeding en onderwijs terwijl de laatstovergeblevenen van hun orde zich hadden teruggetrokken in het rustoord en hun taak hadden overgelaten aan leken. |
![]() De bovenste helft van de gangmuur bestond uit glas. Alleen een groot, houten rek verhinderde een onbelemmerde inkijk. Op de leggers stonden opgezette dieren: een egel, een vos, iets wat op een marter leek, verschillende inheemse vogels… |
![]() Berg nam de rest van het lokaal in ogenschouw. Tegen de achterwand bevonden zich kasten met glazen schuifdeuren, gevuld met bokalen waarin allerlei akelige dingen op sterk water werden bewaard. Er verschoof iets in zijn maag. Waarom zag een biologielokaal er altijd uit als een griezelkabinet? |
![]() ‘De dader moet op de één of andere manier het lijk vervoerd hebben,’ legde Berg uit. ‘Vermoedelijk heeft hij een transportwagentje gebruikt. Ik zie niet in hoe hij daar anders in geslaagd is.’ |
![]() Er was niemand in de bibliotheek. Het lage, gewelfde plafond verraadde dat de ruimte een kelder was, maar de muren waren opgefleurd met levendige kleuren en de keldergaten waren vergroot tot ramen om meer licht binnen te laten. |
![]() In het leraarslokaal stonden de meeste leerkrachten met een kop koffie in de hand te praten en produceerden samen een geluidsvolume dat qua sterkte niet veel onderdeed voor dat van de leerlingen in de gang. |
![]() Berg keek tegen het glimmende metaal omhoog. Bovenaan de sculptuur zat een enorme omgekeerde kever, een scarabee die met de vleugels open op de punt van de naald was gespietst. |
![]() Een paar studenten stonden luidkeels te palaveren rond het kunstwerk met de opgeprikte kever. Eén van hen zat op zijn knieën en stak tot groot jolijt van de anderen zijn hoofd door het oog van de naald terwijl een andere student met zijn mobiel een foto nam. |
![]() Hij liep de Heilige Geeststraat af en sloeg in de Bankstraat een smalle keiweg in die naar het zestiende-eeuwse kartuizerklooster leidde. Het gebouw was tegenwoordig eigendom van de universiteit, maar de tuin stond open voor het publiek. |
![]() Hij wandelde tot aan de Lourdesgrot in de uithoek van het park. De betonnen namaakrotsen waren overwoekerd met klimop en groen uitgeslagen van het mos. Vandalen hadden het beeld van Bernadette Soubirous verminkt. |
![]() Hij slenterde in gedachten verzonken langs de kruisweg- staties. Eén ervan stelde een geboeide Christus voor met een zittende man die zijn handen waste in een kom water. Het opschrift, JEZUS TER DOOD VEROORDEELD, was nog nauwelijks leesbaar. |
![]() Berg wees naar een zeventiende-eeuws huis aan de overkant van de Dijle met in het midden een openstaande, hoefijzervormige poort. ‘Daar woon ik,’ zei hij. ‘Op de benedenverdieping.’ |
![]() Op het Mathieu de Layensplein passeerden ze het terras van restaurant Ciao Italia. Berg had geen idee over de kwaliteit van de keuken, maar de omgeving was zo uitnodigend dat hij halt hield en naar één van de vrije tafeltjes onder de bomen wees. |
![]() De schuin oplopende constructie bestond uit vier schoren die op een paar meter van elkaar stonden opgesteld en versterkt waren met dwarsverbindingen. Het leek wel alsof er vier ladders stonden. Zelfs een kind kon op die manier over de muur heen. |
![]() ‘Het is een stuk van de middeleeuwse omwalling,’ legde Berg uit. ‘Eén van de weinige delen van de ringmuur die nog overeind staan. Nu ja, overeind is een groot woord. Zonder de stutten was de zaak al lang ingestort.’ |